Nucleotiden zijn de bouwstenen waaruit DNA- en RNA-moleculen zijn opgebouwd. De erfelijke informatie ligt besloten in de volgorde, oftewel sequentie, van de nucleotiden in die moleculen. Een nucleotide bestaat uit drie onderdelen: een stikstofbase, een suikergroep en een of meer fosfaatgroepen.
Stikstofbase
Er zijn vijf stikstofbasen die in nucleotiden kunnen voorkomen: adenine (A), cytosine (C), guanine (G), thymine (T) en uracil (U). DNA-nucleotiden komen alleen A, C, G en T voor. RNA bevat U in plaats van T. De stikstofbasen zijn in een nucleotide verbonden aan het eerste koolstofatoom van de suikergroep.
Suikergroep
DNA-nucleotiden bevatten de suikergroep desoxyribose. De suikergroep in RNA is ribose. Beide suikergroepen bestaan uit een ring van vier koolstofatomen en een zuurstofatoom; het verschil is dat aan het tweede koolstofatoom van desoxyribose geen hydroxylgroep (-OH), maar een waterstofatoom (H) gebonden is.
Fosfaatgroep
De fosfaatgroep (-PO3) zit aan het vijfde koolstofatoom van de suikergroep. In een DNA- of RNA-streng bindt de fosfaatgroep aan het derde koolstofatoom van de suikergroep van het vorige nucleotide. De keten van suiker- en fosfaatgroepen die zo ontstaat, is de ‘ruggengraat’ van de streng.
Basenparing
Nucleotiden in een DNA- of RNA-streng kunnen waterstofbruggen vormen met ‘tegenoverliggende’ nucleotiden. C vormt alleen waterstofbruggen met G, A alleen met T (in DNA) of U (in RNA). Deze basenparing, is een van de belangrijkste eigenschappen van erfelijk materiaal.
3 reactie
WOW! Dit is wel heel veel over DNA! Niet normaal! Zonder deze site had ik al deze informatie nooit geweten!
WOW! zoveel informatie??? door dit ben ik een echte wetenschapper geworden!!!!!
Ik vind de lichaamscel, met chromosomen en de genen, en de context, zeer interessant! Groet Jan Damen