Membraan

Membranen zijn dunne vliezen en hebben de functie om bepaalde stoffen door te laten en andere tegen te houden.

6 artikel

Organel

Organellen zijn als het ware de organen van een cel, met elk een eigen gespecialiseerde vorm en functie. Je kunt ook zeggen dat organellen de functionele eenheden van een cel zijn. 
Organellen komen alleen voor in eukaryote cellen en zijn elk omgeven door een eigen membraan. Prokaryote cellen hebben geen organellen.

Prokaryoot

Een prokaryote cel is een cel zonder celkern. Organismen die uit prokaryote cellen bestaan, zoals bacteriën, heten prokaryoten. Het belangrijkste verschil tussen prokaryoten en eukaryoten, is dat prokaryoten geen celkern hebben en eukaryoten wel.

Plastide

Plastiden zijn een type grote organellen in plantencellen, omgeven door twee membranen. Ze maken belangrijke stoffen voor de cel en slaan die op. Chloroplasten (bladgroenkorrels), amyloplasten en chromoplasten zijn de belangrijkste plastiden. Plastiden hebben eigen DNA en ribosomen en kunnen daarmee, onafhankelijk van de celkern, zelf enkele eiwitten maken.

Mitochondrium

Het mitochondrium is een organel dat de cel energie levert. Mitochondriën zijn omgeven door twee membranen en hebben hun eigen DNA. Alleen eukaryote cellen hebben mitochondriën.

Endoplasmatisch reticulum

Het endoplasmatisch reticulum, een organel, is een netwerk van buisjes en zakjes in de cel. Het is opgebouwd uit één membraan dat verbonden is met het membraan van de celkern. Het endoplasmatisch reticulum komt alleen voor in eukaryote cellen.

Celmembraan

Het celmembraan is een vlies dat de cel omsluit, en daarmee de inhoud van de cel van zijn omgeving scheidt.