Genexpressie is het proces waarbij informatie in een gen ‘tot expressie komt’ doordat het gen afgelezen wordt en RNA en eiwitten worden gemaakt.

Het expressie-proces bestaat uit twee belangrijke stappen: transcriptie (het overschrijven van DNA in mRNA) en translatie (het vertalen van mRNA in eiwit).

Verschillen tussen cellen

Elke cel bevat exact dezelfde genen, maar lang niet alle genen zijn in alle cellen actief. Elk type cel heeft een eigen patroon van genexpressie. In de ene cel komen genen tot expressie die de cel tot een zenuwcel maken; in een spiercel zijn die genen ‘stil’ en zijn weer hele andere genen actief. Cellen zijn zo gespecialiseerd.

Welke genen wel, en welke genen niet tot expressie komen, wordt gereguleerd door een zeer complex systeem, waarin regulatorgenen een grote rol spelen. Daarnaast zijn epigenetische aspecten en omgevingsfactoren (zoals andere cellen in de omgeving, zwaartekracht, concentraties van voedingsstoffen…) belangrijk.

Genen kunnen dus ook meer of minder actief zijn als reactie op de omgeving. Dat fenomeen noemen we fenotypische plasticiteit: het genotype van twee individuen kan hetzelfde zijn, maar het fenotype verschilt onder invloed van de omgeving.