De celkern is het organel in de cel waarin de chromosomen met het DNA liggen opgeslagen. Niet al het DNA bevindt zich in de celkern: de mitochondriën (in dierlijke en plantencellen) en plastiden (alleen in plantencellen) bevatten ook een paar eigen genen. Alleen eukaryote cellen hebben een celkern.

Opbouw van de celkern

De celkern bevat een kernmembraan en een of meerdere kernlichaampjes. Het kernmembraan bestaat net als het celmembraan uit een dubbele laag fosfolipiden. Het vormt de grens van de celkern en schermt op die manier de inhoud daarvan af van de rest van de cel.  In het kernmembraan zitten kleine gaatjes: de kernporiën. Via de kernporiën kunnen eiwitten, RNA en andere moleculen de celkern in en uit.

Een kernlichaampje is een structuur in de celkern waar rRNA wordt gemaakt. Kernlichaampjes zijn dus betrokken bij het maken van ribosomen.