RNA

Een biologisch macromolecuul dat essentieel is voor de regeling van cellulaire processen

25 articles

Virus

Een virus is een hoeveelheid erfelijk materiaal (DNA of RNA) met daaromheen een eiwitmantel, die levende cellen infecteert. Het DNA of RNA bevat de instructies om nieuwe viruseiwitten te maken. De eiwitmantel beschermt het erfelijk materiaal van het virus en helpt bij het binnendringen van gastheercellen. Doordat virussen de uitrusting missen om zelf eiwitten te maken, hebben ze levende cellen nodig om zich voort te planten.

tRNA

Transfer RNA (tRNA) is het RNA  dat tijdens de translatie de genetische informatie in het mRNA vertaalt naar aminozuren.

Tripletcode

De tripletcode is de code waarmee de nucleotidenvolgorde in RNA vertaald kan worden naar een aminozuurvolgorde in een eiwit.

Transposon

Een transposon is een stukje mobiel DNA in eukaryote cellen dat binnen het genoom van een cel van plaats kan verwisselen. Transposons worden ook wel springende genengenoemd, ook al zijn het geen echte genen en komen ze ook nooit volledig los van het DNA.

Translatie

Translatie is het ‘vertalen’ van mRNA in eiwit. Het proces vindt plaats aan de ribosomen. In de translatie wordt de nucleotidenvolgorde van het mRNA herkend, en worden de bijbehorende aminozuren aan elkaar gekoppeld tot een eiwit.

Transcriptiefactor

Een transcriptiefactor is een eiwit dat bindt aan de promotor van een gen. Zo zorgt een transcriptiefactor voor meer of minder transcriptie van dat gen.

Transcriptie

Transcriptie is het proces waarin de informatie in DNA nucleotide voor nucleotide wordt omgeschreven in RNA.

Structuurgen

De term ‘structuurgen’ wordt gebruikt om in prokaryoten een gen aan te geven dat codeert voor een RNA of eiwit dat betrokken is bij een bepaalde activiteit in de cel.

Splicing

Splicing is een proces in eukaryote cellen, waarbij na de transcriptie gedeeltes uit het mRNA worden verwijderd, en de overblijvende stukken aan elkaar worden geplakt.

rRNA

Ribosomaal RNA (rRNA) is het RNA dat een onderdeel is van de ribosomen. Ribosomen zijn opgebouwd uit eiwitten en rRNA. rRNA zorgt tijdens de translatie voor de vorming van peptidebindingen tussen aminozuren.

RNA-polymerase

RNA-polymerase is het enzym dat bij transcriptie het RNA maakt. Hierbij worden de nucleotiden Guanine (G), Cytosine (C), Adenine (A) en Uracil (U) gebruikt. RNA-polymerase kan een RNA-keten zelf starten. Er is dus geen primer nodig, zoals bij DNA-polymerase. 

RNA-interferentie

RNA-interferentie, oftewel RNAi,  is een proces dat genexpressie remt, door het afbreken of blokkeren van mRNA-moleculen voordat translatie kan plaatsvinden.

RNA

RNA is een molecuul dat, net als DNA, bestaat uit een reeks aan elkaar gekoppelde nucleotiden. In de cel hebben RNA-moleculen verschillende functies rondom de eiwitsynthese.

Ribosoom

Een ribosoom is het onderdeel van de cel dat eiwitten maakt. Ribosomen zijn zelf opgebouwd uit eiwitten en rRNA, en bestaan elk uit een groot en een klein deel die tijdens de eiwitsynthese bij elkaar komen. Alle levende cellen hebben ribosomen.

Regulatorgen

Regulatorgenen coderen voor transcriptiefactoren, die de expressie van genen kunnen reguleren.

Promotor

Een promotor is een specifieke sequentie in het DNA waaraan transcriptiefactorenkunnen binden. Op die manier wordt transcriptie gereguleerd.

Primer

Een primer is een kort stukje enkelstrengs RNA dat aan het begin van de DNA-replicatievia basenparing gebonden is aan de DNA-sjabloonstreng.

PCR

PCR is een techniek waarmee een kleine hoeveelheid van een specifieke nucleotidenvolgorde een groot aantal keren gekopieerd wordt via kunstmatige DNA-replicatie. PCR staat voor Polymerase Chain Reaction (polymerase ketting reactie).De PCR-reactie bestaat uit drie verschillende stappen.

Nucleotiden

Nucleotiden zijn de bouwstenen waaruit DNA- en RNA-moleculen zijn opgebouwd. De erfelijke informatie ligt besloten in de volgorde, oftewel sequentie, van de nucleotiden in die moleculen. Een nucleotide bestaat uit drie onderdelen: een stikstofbase, een suikergroep en een of meer fosfaatgroepen. 

ncDNA

Niet-coderend DNA (ncDNA) is DNA dat geen informatie bevat voor de synthese van RNAen eiwitten. Het merendeel van het eukaryote genoom bestaat uit niet-coderend DNA. In de mens is zo’n 98,5% van het genoom niet-coderend.

Mutatie

Een mutatie is een verandering in de nucleotidenvolgorde van het DNA van een organisme. Mutaties komen ook voor in het DNA of RNA van virussen. Als een mutatie ontstaat in een  geslachtscel, dan kan die mutatie worden doorgegeven aan de volgende generatie.

mRNA

mRNA, of messenger RNA, is RNA dat nucleotide voor nucleotide overgeschreven is van een (DNA-)gen. Aan de hand van de nucleotidenvolgorde in dat mRNA wordt vervolgens een eiwit samengesteld uit aminozuren. Het overschrijven van DNA in mRNA noemen we transcriptie, het vertalen van mRNA naar eiwit heet translatie.

Microarray

Met een microarray kan een patroon van genexpressie zichtbaar gemaakt kan worden. Op een klein glazen plaatje is een groot aantal druppeltjes vastgehecht met in elk druppeltje stukjes enkelstrengs DNA uit één gen van een organisme.

Gelelektroforese

Gelelektroforese is een techniek waarmee moleculen, zoals DNA, RNA en eiwitten, op grootte kunnen worden gescheiden.

Basenparing

Basenparing is de binding via waterstofbruggen tussen de stikstofbasen C en G, respectievelijk A en T (in DNA) of U (in RNA).