Crossing-over is de uitwisseling van genen tussen de chromosomen van de vader en die van de moeder, tijdens de meiose. Hierdoor ontstaan recombinante chromosomen: één chromosoom bevat genen afkomstig van twee verschillende ouders.

Elk organisme dat zich voortplant door het DNA van twee ouders te combineren, heeft in zijn lichaamscellen van elk chromosoom een exemplaar van de vader en een van de moeder.

Tijdens het eerste deel van de meiose komen van elk chromosoom de exemplaren van de vader en moeder precies naast elkaar te liggen. Homologe allelen kunnen op die manier uitgewisseld worden. Na crossing-over zijn er twee chromosomen ontstaan met nieuwe combinaties van vaderlijke en moederlijke allelen. Die nieuwe chromosomen komen vervolgens terecht in de geslachtscellen.

In mensen vinden per chromosomenpaar per meiose één tot drie crossing-overs plaats.