Kloneren is een kunstmatige manier van voortplanting, waarbij een genetisch identieke kopie van een organisme ontstaat uit één ouder. Naast complete organismen, kun je ook losse genen of cellen kloneren.

Identieke nakomelingen uit één ‘ouder’ komen ook voor in de natuur. De nakomelingen van planten die zich ongeslachtelijk voorplanten, zijn bijvoorbeeld klonen van de ouderplant. En celdeling bij bacteriën leidt tot twee genetisch identieke cellen. Deze vormen van reproductie bedoelen we hier echter niet met kloneren.

Reproductief kloneren

Kloneren om nieuwe individuen te maken, heet reproductief kloneren. Bij dieren gaat het meestal om kerntransplantatie, waarbij in het laboratorium de diploide celkern van een volwassen cel van de ouder getransplanteerd wordt in een lege eicel. De eicel groeit in een draagmoeder uit tot een nieuw individu dat genetisch identiek is aan de ouder. Kloneren bij mensen is nog nooit gelukt.

Therapeutisch kloneren

Uit cellen van een patiënt kan via kloneren een embryo worden gemaakt. Met stamcellen uit dat embryo kunnen celtypen of weefsels gekweekt worden die de patiënt nodig heeft. Doordat zulke cellen genetisch identiek zijn aan de lichaamscellen van de patiënt, vormt afstoting geen probleem bij transplantatie.