Een primer is een kort stukje enkelstrengs RNA dat aan het begin van de DNA-replicatievia basenparing gebonden is aan de DNA-sjabloonstreng.
Resultaten voor RNA
67 Results
Prenatale diagnostiek
Prenatale diagnostiek is het verrichten van onderzoek naar erfelijke afwijkingen van het ongeboren kind tijdens de zwangerschap. Er zijn verschillende vormen van prenatale diagnostiek zoals vruchtwaterpunctie, vlokkentest en echoscopie.
Plastide
Plastiden zijn een type grote organellen in plantencellen, omgeven door twee membranen. Ze maken belangrijke stoffen voor de cel en slaan die op. Chloroplasten (bladgroenkorrels), amyloplasten en chromoplasten zijn de belangrijkste plastiden. Plastiden hebben eigen DNA en ribosomen en kunnen daarmee, onafhankelijk van de celkern, zelf enkele eiwitten maken.
PCR
PCR is een techniek waarmee een kleine hoeveelheid van een specifieke nucleotidenvolgorde een groot aantal keren gekopieerd wordt via kunstmatige DNA-replicatie. PCR staat voor Polymerase Chain Reaction (polymerase ketting reactie).De PCR-reactie bestaat uit drie verschillende stappen.
Nucleotiden
Nucleotiden zijn de bouwstenen waaruit DNA- en RNA-moleculen zijn opgebouwd. De erfelijke informatie ligt besloten in de volgorde, oftewel sequentie, van de nucleotiden in die moleculen. Een nucleotide bestaat uit drie onderdelen: een stikstofbase, een suikergroep en een of meer fosfaatgroepen.
ncDNA
Niet-coderend DNA (ncDNA) is DNA dat geen informatie bevat voor de synthese van RNAen eiwitten. Het merendeel van het eukaryote genoom bestaat uit niet-coderend DNA. In de mens is zo’n 98,5% van het genoom niet-coderend.
Mutatie
Een mutatie is een verandering in de nucleotidenvolgorde van het DNA van een organisme. Mutaties komen ook voor in het DNA of RNA van virussen. Als een mutatie ontstaat in een geslachtscel, dan kan die mutatie worden doorgegeven aan de volgende generatie.
Monohybride kruising
Bij een monohybride kruising wordt één allelenpaar gevolgd tijdens de overerving van ouderpaar (P) naar nakomelingen (F1). Hierdoor kun je de kans op het voorkomen van een bepaald genotype of fenotype bij de nakomelingen bepalen.
Mitose
De mitose is het deel van de celcylcus in eukaryoten waarin de celkern en de cel zich delen. De interfase beslaat de rest van de celcyclus. Mitose is een centraal proces in de groei van weefsels en organisme.
Microarray
Met een microarray kan een patroon van genexpressie zichtbaar gemaakt kan worden. Op een klein glazen plaatje is een groot aantal druppeltjes vastgehecht met in elk druppeltje stukjes enkelstrengs DNA uit één gen van een organisme.
Meiose
Meiose is het proces van celdeling waarbij vier dochtercellen ieder de helft van het aantal chromosomen van een oudercel krijgen. Meiose vindt alleen plaats in geslachtsorganen van eukaryote organismen en leidt tot de productie van geslachtscellen.
Lysosoom
Een lysosoom is een organel dat grote moleculen in de cel verteert. Het lysosoom is een blaasje omgeven door een membraan, en bevat verteringsenzymen. Alleen dierlijke cellen hebben lysosomen.
Hardy-Weinberg
Het Hardy-Weinberg-evenwicht is de verhouding waarin allelen en genotypen in een populatie voor zouden komen als die populatie ‘perfect’ zou zijn. Dat wil zeggen: als er geen mutaties zijn, individuen willekeurig paren, geen van de allelen een selectievoordeel heeft, er geen uitwisseling is met andere populaties, de generaties niet overlappen en de populatie oneindig groot is.
Genoom
Het genoom is de complete verzameling erfelijk materiaal van een cel of een virus.
Genexpressie
Genexpressie is het proces waarbij informatie in een gen ‘tot expressie komt’ doordat het gen afgelezen wordt en RNA en eiwitten worden gemaakt.
Gelelektroforese
Gelelektroforese is een techniek waarmee moleculen, zoals DNA, RNA en eiwitten, op grootte kunnen worden gescheiden.
Eukaryoot
Een eukaryote cel is een complexe cel met een celkern. Ook heeft een eukaryote cel organellen die omgeven zijn door een membraan, zoals een golgi-apparaat, endoplasmatisch reticulum, en mitochondriën. Hierin verschilt een eukaryote cel van de eenvoudiger prokaryote cel die geen celkern en organellen heeft. Organismen met eukaryote cellen, zoals planten, schimmels en dieren, noemen we eukaryote organismen.
Endoplasmatisch reticulum
Het endoplasmatisch reticulum, een organel, is een netwerk van buisjes en zakjes in de cel. Het is opgebouwd uit één membraan dat verbonden is met het membraan van de celkern. Het endoplasmatisch reticulum komt alleen voor in eukaryote cellen.
Eiwitten
Eiwitten zijn moleculen die bestaan uit ketens van aan elkaar gekoppelde aminozuren. Meerdere aan elkaar gekoppelde aminozuren vormen een polypeptide. Sommige eiwitten bestaan uit één polypeptide, andere eiwitten bestaan uit meerdere polypeptiden. Zo kan een eiwit bestaan uit enkele honderden tot wel duizenden aminozuren, en zich opvouwen en oprollen tot 3d-structuren met unieke eigenschappen.
DNA (Desoxyribonucleïnezuur)
DNA is het materiaal waarin de erfelijke informatie van een organisme is vastgelegd. DNA is een afkorting van deoxyribonucleid acid, in het Nederlands desoxyribonucleinezuur.
Dihybride kruising
Bij een dihybride kruising worden twee allelenparen gevolgd tijdens de overerving van ouderpaar (P) naar nakomeling (F1). Hierdoor kun je de kans op het voorkomen van een bepaald genotype of fenotype bij de nakomelingen bepalen.
Cytoskelet
Het cytoskelet is een netwerk van eiwitdraden en eiwitbuisjes in een cel. Het cytoskelet zorgt ervoor dat de cel zijn vorm behoudt. Daarnaast speelt het een belangrijke rol bij de celdeling en bij het transport van stoffen. In het cytoskelet kunnen drie verschillende structuren voorkomen: microtubuli, intermediaire filamenten en actinedraden.
Celwand
De celwand is een beschermende laag aan de buitenkant van de cel die het celmembraanomsluit. De celwand zorgt voor de vorm en stevigheid van de cel. Daarnaast beschermt de celwand tegen beschadiging en indringers van buitenaf. Een celwand komt voor om de cellen van planten, schimmels en prokaryoten.
Celkern
De celkern is het organel in de cel waarin de chromosomen met het DNA liggen opgeslagen.
Basenparing
Basenparing is de binding via waterstofbruggen tussen de stikstofbasen C en G, respectievelijk A en T (in DNA) of U (in RNA).
Allel
Genen komen in verschillende varianten voor. Zo’n variant wordt een allel genoemd.