DNA & Eiwitten: Deze samenvatting is oorspronkelijk uit 2015

Het belangrijkste bestanddeel van chromosomen is DNA 
– Bestaat uit twee om elkaar gedraaide ketens van nucleotiden: de dubbele helix
– Een nucleotide is weer opgebouwd uit:

  • Het suikermolecuul desoxyribose
  • Een fosfaatgroep
  • Een stikstofbase: adenine, thymine, cytosine of guanine.

– De stikstofbasen van de twee ketens vormen altijd dezelfde paren:

  • Adenine en thymine
  • Guanine en cytosine

DNA-replicatie: verdubbeling van het DNA voorafgaand aan celdeling

  • Het DNA-molecuul despiraliseert
  • De basenparen worden verbroken, er ontstaan twee enkele strengen DNA
  • DNA-polymerase maakt twee nieuwe nucleotidenketens op basis van de enkele strengen volgens de regels van basenparing
  • Als beide strengen volledig zijn aangevuld, zijn er twee identieke chromatiden ontstaan.

Het DNA vormt de genetische code voor het maken van eiwitten.

  • Een afgebakend stukje van de nucleotidenketen is een gen.
  • Drie opeenvolgende basen in een gen coderen voor één aminozuur
  • Bij transcriptie in de kern wordt de DNA-code gekopieerd naar mRNA
  • Bij translatie in het cytoplasma koppelen ribosomen aminozuren tot een polypeptide op basis van het mRNA
  • De polypeptide vouwt zich tot een werkend eiwit door waterstofbruggen en zwavelbruggen.
  • Het eiwit blijft in het cytoplasma of wordt uitgescheiden door de cel
  • De activiteit van een eiwit bepaalt een erfelijk kenmerk.

Een mutatie is een verandering in de genetische code

  • Kan spontaan ontstaan door fouten bij DNA-replicatie
  • Kan worden veroorzaakt door straling of mutagene stoffen
  • Verandert soms ook het eiwit waar een gen voor codeert en dus een erfelijk kenmerk
  • Dit kan het functioneren van het individu veranderen (bijvoorbeeld door ziekte)
  • Als een mutatie tot uiting komt in het fenotype noemen we het individu een mutant
  • Mutatie kan alleen tot uiting komen als:
  • Hij voorkomt in de zygote óf in één of beide geslachtscellen die samensmelten tot de zygote en:
  • De mutatie is dominant óf komt tweemaal voor in recessieve vorm.

De mens kan met oude en nieuwe technieken ingrijpen in de erfelijke informatie

– Door genetische modificatie: het kunstmatig muteren van het DNA in een cel
– Doel is het verkrijgen van gewenste eigenschappen door:

  • Mutatie van een gen door straling of mutagene stoffen.
  • Recombinatie van genen door:
  • Veredelen: gericht kruisen met ouders met de gewenste erfelijke eigenschappen (=selectie),
  • Recombinant DNA-techniek: inbrengen van genen van een andere soort,
  • Celfusie: het laten samensmelten van twee cellen van verschillende soorten organismen.

– Resulteert in een verlies van erfelijke informatie doordat alleen homozygote individuen met het gewenste fenotype gebruikt worden voor verder kruisen.

  • Populatie wordt hierdoor kwetsbaarder voor nieuwe ziektes en parasieten.